Spring naar content

Psychosociale ondersteuning in de palliatieve fase

De gespecialiseerd palliatief verpleegkundige aan het woord

“Soms is het bijna ondoenlijk om de psychische en sociale dimensie te scheiden”

2 mei 2022

De palliatieve benadering kent vier dimensies: fysiek, zingeving, psychisch en sociaal. De laatste twee worden vaak in één adem genoemd als psychosociaal. Maar wat behelst dat precies? In deze serie artikelen geeft Agora antwoord op deze vragen. Na het eerste inleidende artikel geeft verpleegkundige oncologie en palliatieve zorg Bea van Stappershoef haar visie. Bea werkt bij zorgorganisatie Careyn.

“Fysieke zorg en sociale ondersteuning zijn niet altijd goed te scheiden, is mijn ervaring.”

Iemand die hoort dat hij ongeneeslijk ziek is krijgt met veel nieuwe mensen te maken. Eén van hen is een gespecialiseerde verpleegkundige oncologie en palliatieve zorg, zoals Bea.  “Mijn collega’s en ik worden door allerlei verschillende professionals, zoals oncologen, huisartsen en collega-wijkverpleegkundigen gevraagd, vooral voor patiënten in de palliatieve fase,” vertelt Bea van Stappershoef. Het gaat om situaties waar mensen veel last hebben van hun ziekte of behandeling, angstig zijn en advies kunnen gebruiken, een kwetsbare thuissituatie hebben of leefregels moeilijk kunnen opvolgen, vertelt ze. “Wij kijken breed (op alle vier dimensies) en denken (pro-)actief mee wat nodig is aan extra ondersteuning van mensen of hulpmiddelen. We zijn er voor de cliënt maar ondersteunen ook andere professionals omdat wij achter de voordeur komen. We zien dus direct de impact van wat er gebeurt en koppelen waar nodig ook terug naar de behandelaar.”

Huisbezoeken

Psychosociale ondersteuning hoort ook bij de taken van de palliatief verpleegkundige. Bea: “In onze huisbezoeken hebben we ook oog en oor voor de naasten, zeker ook als er jonge kinderen betrokken zijn. We signaleren wat de draagkracht is. En we bekijken hoe de cliënt zelf zich staande houdt, samen met de naasten, soms zorgt de ziekte of behandeling voor zo’n ballast.”

Ze schetst een voorbeeld. “Vanmiddag was ik op huisbezoek bij iemand naar wie ik via de huisarts ben verwezen. Een dame die nu heel erg beperkt is, en haar partner zit aan zijn taks. Dan kijken we met elkaar hoe ze zich samen staande houden. En kijk ik daarna hoe ik bijvoorbeeld een buurtteam kan aanhaken. Fysieke zorg en sociale ondersteuning zijn niet altijd goed te scheiden, is mijn ervaring.”

Complexe casussen

Psychosociale ondersteuning gaat dan wel over twee dimensies in de palliatieve benadering maar je kunt ze bijna niet loskoppelen, merkt Bea. “We hebben te maken met behoorlijk complexe casussen. Dan kijken we naar alle dimensies, we hebben een brede blik. Soms is het bijna ondoenlijk om de psychische en sociale dimensie te scheiden, want fysieke problemen hebben ook psychische gevolgen. Daarnaast zie ik steeds meer mensen die psychisch kwetsbaar zijn of een psychiatrische aandoening hebben. Deze mensen hebben vaak een kwetsbaar evenwicht. Zeker als er behandeling bijkomt, raakt dat evenwicht verstoord. Tijdens behandeling zou je dan de mogelijkheid willen hebben om deze mensen tijdelijk op te nemen zodat hun behandeling zo goed mogelijk kan verlopen. Het beschut kunnen wonen is verminderd, het is soms kunst en vliegwerk.”

Doorverwijzen

“Bij meerdere cliënten zetten we tegenwoordig Ozoverbindzorg (een digitaal hulpmiddel) in, waar de huisarts, de betrokken naaste, andere professionals en ik kunnen uitwisselen.

Wij nemen ook structureel deel aan verschillende PaTz-overleggen waar we met huisartsen en wijkverpleegkundigen van verschillende thuiszorgorganisaties kwetsbare mensen in kaart kunnen brengen. Ik weet gelukkig wel welke collega ik moet benaderen als ik voor een cliënt in een bepaalde wijk iets nodig heb, ook buiten de zorg. Ik verwijs bijvoorbeeld door naar verschillende buurtteams, maar heb ook een paar namen van geestelijk verzorgers in mijn mobiel die in mijn wijk actief zijn.”

Casus
“Hoe ga ik om met mijn extra tijd?”

Bea werkt vaak met mensen die, zoals zij het formuleert, ‘te maken hebben met de dreiging van de dood’. Zoals Inge.

Inge had kanker met uitzaaiingen. De artsen konden weinig meer doen en ze dacht dat ze redelijk snel zou ‘vertrekken’. De behandeling stopte maar wonder boven wonder krabbelde ze op. Geweldig, zou je zeggen, maar toen Inge een langere termijn kreeg dan ze gedacht had, bracht dat ook worstelingen met zich mee, zoals:

Hoe ga ik om met die extra tijd?
Hoe kan ik die tijd zinvol doorbrengen?
Hoe red ik het financieel?

Bea:
“Inge kreeg allerlei zingevingsvragen, daarom heb ik een geestelijk verzorger betrokken. Ik dacht praktisch met haar mee: hoe kun je nu je leven leuker maken zoals in het buurtcentrum waar je even terecht kan voor ontmoeting, een kopje koffie of een maaltijd. Werk was voor haar altijd belangrijk, misschien toch vrijwilligerswerk oppakken.

Het buurtteam was ook betrokken om naar de financiële kant te kijken. Inge had namelijk een ontslagvergoeding ontvangen die ze wilde reserveren voor de begrafenis. Dat betekende dat ze de laatste maanden geen inkomen had, want de gemeente gaf aan dat ze eerst haar vermogen moest opeten, voordat ze voor een uitkering in aanmerking kwam. Dus nu te weinig geld om van te leven of straks geen geld om de begrafenis te betalen.

Zelf dacht ik met haar mee over haar zorgen rond het afbouwen van medicatie. Daarin heb ik haar gestimuleerd om met de behandelaar in het ziekenhuis contact op te nemen. En ik heb haar gestimuleerd met haar huisarts in gesprek te gaan toen ze vragen had over euthanasie. Inge worstelde met beide zaken. Met andere vragen heb ik haar in contact gebracht met een ergotherapeut, die haar hielp om comfortabel te blijven.”

Casemanager

“Vanuit mijn functie heb ik een aandeel in het verlichten van (fysieke) ongemakken, het geven van advies, voorlichting, zelf bieden van begeleiding en het regelen van zorg/hulp/hulpmiddelen. Verder signaleer ik, verwijs door en houd in de gaten of het allemaal loopt”, vat Bea samen. “We zijn in de praktijk heel vaak een soort casemanagers. We hebben de rol van centrale zorgverlener zoals in het kwaliteitskader is benoemd. Het is per situatie verschillend en maatwerk, maar psychosociaal is de ondersteuning bijna altijd.”

Oproep: denk je met ons mee?

Heb je als sociaal werker, Wmo-consulent, POH, (wijk)verpleegkundige, geestelijk verzorger, huisarts of mantelzorgondersteuner te maken met mensen die ongeneeslijk ziek zijn, kwetsbare ouderen en/of hun naasten? Dan krijg je ongetwijfeld vragen van je cliënten die een sociale of psychische achtergrond hebben. Agora verzamelt die vragen voor onderzoek en wil graag met je in gesprek over die vragen én over jouw aanpak. Ben je voldoende toegerust om ze te beantwoorden. Of verwijs je regelmatig door? En naar wie dan? We zien je e-mail graag tegemoet via ssangers@agora.nl

Meer lezen:


Sandrina Sangers
ssangers@agora.nl / 06 10 38 36 74

Delen:

Actuele nieuwsberichten

POH-ers hebben of pakken een bescheiden rol als het gaat om palliatieve ondersteuning en zorg van patiënten en hun naasten. Dat was één van de uitkomsten van de korte enquête die Agora, PaTz en VPTZ hielden op het POH-congres in Houten, 22 nov, jl. De grootste rol ligt bij het wijzen van naasten op de mogelijkheden voor mantelzorgondersteuning (ruim 55%) en bij het voeren van proactieve zorgplanningsgesprekken met patiënten (bijna 45%). Lees meer over de uitslag van deze enquête.
Hoe zit het met de rol van geestelijke verzorging binnen de maatschappij als geheel, in plaats van voor individuele groepen? En hoe geef je die rol met elkaar vorm? In de laatste masterclass over zingeving van dit najaar stond de sociaal-maatschappelijke positie van geestelijke verzorging en zingeving centraal. Lees het impressieverslag van deze boeiende masterclass.
Agora-bestuurder Iris van Bennekom kijkt terug op 2024 en kijkt hoopvol vooruit op het nieuwe jaar, ondanks ontwikkelingen in de wereld die zorgelijk zijn. Wat kan de wereld leren van de sociale benadering palliatieve ondersteuning en zorg? Lees haar visie op kansen, mooie projecten en nóg meer verbinding in 2025.