‘Wil jij gereanimeerd worden?’
20 april 2021
Het zal je maar gebeuren. Je bent 17 jaar en komt voor een kleine ingreep in het ErasmusMC. Na dag 1 krijg je al de vraag: ‘Wil jij gereanimeerd worden?’ Hoe komt die vraag, die ook in andere ziekenhuizen standaard wordt gesteld, bij patiënten binnen? En hoe reageren ze erop? Dat onderzochten derdejaars geneeskundestudenten van de Erasmus Universiteit in het kader van een community project.
Literatuurstudie laat zien dat de meeste mensen de vraag niet vervelend vinden en het gesprek erover als positief ervaren. Toch ervaart een derde (33 procent) van de patiënten emoties als ongerustheid, verbazing, boosheid, angst en stress. De studenten vroegen ook door middel van een enquête uit hoe respondenten met en zonder opnameverleden reageerden op de reanimatievraag. De reacties blijken vooral neutraal (het hoort bij de procedure) of positief (fijn dat ik erbij betrokken word/controle heb). Negatieve gevoelens over de reanimatievraag zoals verrassing/verbazing (is het zó erg, moet ik me ongerust maken?) en angst en stress komen vooral voor bij mensen die de vraag niet zien als een beleidsregel, maar deze persoonlijk opvatten. En bij die mensen die vooraf nog nooit over deze vraag hadden nagedacht.
Goede voorlichting
De drie artsen die de studenten interviewden bevestigen dat zij verschillende reacties ervaren en dat deze moeilijk vooraf zijn in te schatten. ‘Mensen kunnen erg schrikken van de vraag. Ze vragen dan waarom er een reanimatiebeleid moet zijn als de kans op reanimatie toch heel klein is. Is die kans dan wel echt klein?’ Artsen benadrukken het belang van goede voorlichting vooraf. En van een goede formulering van de vraag zoals: ‘Stel dat u plots doodgaat in het ziekenhuis, zou u dan willen dat wij er alles aan doen om u weer tot leven te brengen?’
Een van de artsen zegt de formulering ook aan te passen op de leeftijd van de patiënt omdat oudere mensen komen over het algemeen minder goed uit een reanimatie komen.
Artsen pleiten er ook voor na te denken en praten over wensen rondom het levenseinde. Daarbij maken ze wel onderscheid tussen oudere en jongere patiënten en de ernst van de opname-indicatie. Met name wat oudere mensen blijken zich nogal eens door de reanimatievraag overvallen te voelen. Een van de artsen: “Ik heb vooral geleerd dat je het gesprek moet aangaan. Wat verwacht iemand nog van het leven? Hoe zou hij/zij het liefst willen dat het loopt. Is hij/zij bang voor de dood? En waarom dan? Wat heeft iemand voor geloofsovertuigingen of levensovertuiging?”
Onderschat
Interessant is dat de betrokken toekomstige artsen zelf allemaal aangeven dat ze de impact van het standaard uitvoeren van het reanimatieprotocol hadden onderschat. Ze merkten gaandeweg hoe verschillend mensen kunnen reageren afhankelijk van hun situatie, voor wat voor behandeling ze komen en of ze er al eens over nagedacht hebben. Daarnaast constateerden ze dat sommige mensen gewoon van nature angstiger zijn. Leerpunt voor de arts in spe: het is belangrijk dat degene die de reanimatiewens met de patiënt bespreekt dit genuanceerd en helder doet, zonder daarbij de situatie en de gevoelens van de patiënten uit het oog te verliezen. De studenten pleiten ervoor om hier meer aandacht aan te besteden in de opleiding tot arts, net als aan goede voorlichting over reanimeren.
Communityprojecten
Elk jaar werkt Agora samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam aan zogenoemde communityprojecten. Derdejaars studenten geneeskunde doen voor Agora onderzoek naar een thema op het gebied van palliatieve zorg. Voor ons een mooie manier om een specifiek thema in de literatuur en praktijk te (laten) bestuderen. En voor de studenten om kennis te maken met de rol van de arts in de palliatieve fase en met Agora’s palliatieve benadering. Want palliatieve zorg heeft in tegenstelling tot euthanasie (nog) geen standaard plek in het curriculum van de bachelor-opleiding geneeskunde.
Lees ook: Vroegtijdig praten over de laatste levensfase tijdens een pandemie
Lees ook uit Trouw: Praat in deze coronatijd meer over reanimatie
Delen: