“Oh, wat moet jij je ontzettend eenzaam en machteloos hebben gevoeld.”
[Alfred begint te snikken.] “Mijn vrouw…“
Alfred vertelt vervolgens over de ochtend dat hij Cinta op de keukenvloer aantrof. Het was een mooie warme dag. Het raam stond open. Een straaltje zonlicht scheen op haar benen. Een theeglas lag ter hoogte van haar hand. Minoes, hun kat, zat naast haar… Minoes was bij Cinta geweest, toen ze stierf… “Maar ik niet.“
“Dat was erg… Dat je er niet was toen ze stierf.”
“Mijn vrouw…“